Een aanvullend pensioen situeert zich binnen de tweede pijler. Het is een aanvulling op het wettelijk pensioen uit de eerste pijler. Deze aanvullende voorziening kan eenmalig uitgekeerd worden onder de vorm van een kapitaal of u kunt dit kapitaal laten omzetten naar een maandelijkse rente.
Het aanvullend pensioen kan op twee verschillende manieren gevormd worden. Enerzijds is er de methode van de “vaste bijdragen” en anderzijds de methode van de “vaste prestaties”.
In het eerste geval legt de sector of de werkgever vast welke bijdragen betaald worden voor uw aanvullend pensioen, meestal onder de vorm van een percentage van uw salaris. Deze bijdragen worden belegd bij een pensioeninstelling (pensioenfonds of verzekeringsonderneming). Het rendement van de belegging bepaalt mee wat uw eindkapitaal zal zijn. We onderscheiden hier enerzijds het gegarandeerd rendement, verhoogd door winstdeelname, van de pensioeninstelling en anderzijds het opgelegd wettelijk minimum rendement (art. 24 WAP) te garanderen door de Inrichter.
Bij het type “vaste prestaties” legt uw werkgever of de sector vast welk kapitaal voorzien wordt bij uw pensionering, meestal afhankelijk van het aantal jaren dat u er zult werken en uw salaris. De pensioeninstelling berekent welke bijdragen betaald moeten worden om dit kapitaal te kunnen voorzien.
Er kan bepaald worden dat u zelf een deel van de bijdragen betaalt. Uw eigen bijdrage wordt dan ingehouden van uw loon. De bijdragen die u zelf betaalt, kunt u in mindering brengen van uw personenbelasting. Ze vormen een (onbeperkte) bijkomende aftrekpost, bovenop de fiscale maxima van het pensioensparen en het fiscaal langetermijnsparen van de derde pijler.
|